De militairen waren van de 1e Compagnie, 1e Bataljon van het 9e Regiment Infanterie, oorspronkelijk gelegerd in Assen, maar tijdens de mobilisatie overgeplaatst naar Haarlem.

De gesneuvelden in het massagraf:

Achternaam Voornaam Rang Onderdeel Geboren Plaats
Brink, van den Jan Johannes Soldaat 1-I-9 R.I. 7-6-1920 Nes (Ameland, FR)
Dalen, van Jan Korporaal 1-I-9 R.I. 24-7-1917 Bolsward (FR)
Eisinga Floris Soldaat 1-I-9 R.I. 25-3-1920 ’t Zand (GR)
Kors Willem Marinus Burger 10-6-1896 Hoogkarspel (NH)
Melgert Frederik Wilhelm Soldaat 1-I-9 R.I. 28-3-1920 Emmen (DR)
Mulder Douwe Soldaat 1-I-9 R.I. 13-12-1920 Wonseradeel (FR)
Poelman Jakob Soldaat 1-I-9 R.I. 15-1-1920 Papenburg (DE)
Reinders Jans Soldaat 1-I-9 R.I. 9-6-1920 Zweeloo (DR)
Setz Johannes Christiaans Soldaat 1-I-9 R.I. 25-6-1920 Emmen (DR)
Slomp Derk Soldaat 1-I-9 R.I. 17-1-1920 Emmen (DR)
Wijsbeek Aaldrik Soldaat 1-I-9 R.I. 26-9-1920 Oude Pekela (GR)

Behalve de 11 slachtoffers in het massagraf sneuvelden nog 13 militairen bij of als gevolg van de aanval op de bus. Van dezen overleden er 6 ter plaatse en 5 nog dezelfde dag in het ziekenhuis in Leiden. Zij werden begraven bij het Groene Kerkje. De overige 2 gesneuvelden overleden op 19 en 27 mei 1940. Zij werden begraven in hun woonplaats Assen.

De overige slachtoffers:

Achternaam Voornaam Rang Onderdeel Geboren Plaats
Bulthuis Aeilko Soldaat 1-I-9 R.I. 18-4-1920 Slochteren (GR)
Evenhuis Hendrik Menno Soldaat 1-I-9 R.I. 17-4-1920 Groningen (GR)
Hoogeterp Rein Korporaal 1-I-9 R.I. 23-4-1916 Wymbritseradeel (FR)
Keijzer Pieter Sergeant 4-9 Dep. Bat. 12-8-1919 Assen (DR)
Klaassens Geert Soldaat 1-I-1 R.I. 19-9-1904 Gieten (DR)
Niemeijer Hendrik Soldaat 1-I-1 R.I. 28-12-1905 Odoorn (DR)
Poot Pieter Soldaat 1-I-9 R.I. 8-1-1920 Veendam (GR)
Roggema Aljo Soldaat 1-I-9 R.I. 9-4-1920 Hamborn (D)
Schrik Johannes Meindert Soldaat 1-I-9 R.I. 28-12-1920 Emmen (DR)
Schultz Johan Frederik Soldaat 1-I-9 R.I. 1-10-1920 Hengelo (OV)
Siegers Hendrik Soldaat 1-I-9 R.I. 29-6-1920 Groningen (GR)
Waarde, van der Arend Soldaat 1-I-9 R.I. 31-3-1920 Deventer (OV)
Zijlstra Albert Soldaat 1-I-9 R.I. 29-10-1919 Franeker (FR)

Ruim 30 jaar later werden de meeste militairen herbegraven op het Militair Ereveld Grebbeberg te Rhenen. Twee van hen bleven op verzoek van hun weduwen op de begraafplaats bij het Groene Kerkje.

Eric Ditmarsch werd op 27 november 1922 geboren in het Juliana Ziekenhuis in Semarang op Java. Op 1 januari 1942 trad hij aan als dienstplichtige bij de Koninklijke Marine in Soerabaja. Vandaar werd hij met zijn eenheid geëvacueerd op het vrachtschip ms Kota Baroe naar Colombo en met ms Christiaan Huygens verder naar Engeland. Hij volgde een vliegeniersopleiding en op 1 maart 1944 werd hij aangesteld als pilot officer bij RAF. Op 11 november 1944 werd hij geplaatst bij 322 (Dutch) Squadron RAF, toen gelegerd op Biggin Hill in het zuiden van het huidige Londen. In januari 1945 verhuisde het squadron naar vliegveld Woensdrecht in Noord-Brabant.

Situatieschets na het busincident (uit Oegstgeest in Bange Dagen)


De uitgebrande bus (foto Collectie F. Lugt)


Het massagraf (foto Collectie F. Lugt)


Onthulling van het nieuwe monument op het massagraf (foto Collectie D. Breedijk)


Het monument op het massagraf (prentbriefkaart collectie D. Winkelman)


Eric Ditmarsch in 1942 (foto Nederlands Instituut voor Militaire Historie, uitsnede, ingekleurd)


Het Juliana Ziekenhuis in Semarang (foto UB Leiden)


De Kota Baroe (prentbriefkaart uit 1929)


Spitfires van 322 Squadron in de sneeuw in Woensdrecht, januari 1945 (foto NIMH)


Embleem van 322 Squadron (foto Collectie Dick Breedijk)


322 Squadron op Biggin Hill, december 1944. Op de tweede rij, zevende van links Eric Ditmarsch en zittend, tweede van links Lou Meijers (foto NIMH)


Grafsteen bij het Groene Kerkje (foto Oorlogsgravenstichting)

Verder lezen:

  • Julie Winkelman, De soldaten van de Postbrug, in: Over Oegstgeest, mei 2021, p. 3-9.
  • Dick Breedijk, Feitenrelaas over het gebeuren bij de Postbrug
  • Freek Lugt, Honderd jaar Eric Ditmarsch, in: Over Oegstgeest, november 2022, p. 24-30.