Omgekomen verzetshelden
In de Tweede Wereldoorlog (1940-1945) werd ook in Oegstgeest verzet geleverd tegen de Duitse bezetter. Tenminste de vijf onderstaande inwoners van Oegstgeest hebben dit met de dood moeten bekopen. De straatnamen in de wijk “Overveer” zijn naar hen vernoemd. Op de plaats waar ze woonden zijn “stolpersteine” gelegd.
Arie Bijl

Maassluis, 23.12.1908 – Neuengamme 02.01.1945
Hij was het jongste kind van Simon Bijl (1869-1951), eigenaar van een melkfabriek, en Willemijntje van der Lelij (1873-1944).
Arie Bijl studeerde wis- en natuurkunde aan de Universiteit Leiden en promoveerde daar in 1938 op het proefschrift Discontinuities in the energy and specific heat. Op de foto zit hij in het midden, terwijl hij aan het werk is als onderzoeker. Na zijn promotie bleef hij verbonden aan de Universiteit Leiden en deed hij onder meer onderzoek aan vloeibaar helium. Er zijn een aantal natuurkundige wetenschappelijke functies naar hem vernoemd: hij had contacten met geleerden zoals Jan Tinbergen en Albert Einstein.
In de Tweede Wereldoorlog raakte hij in het verzet verzeild. Hij hielp vervolgde mede-natuurkundigen uit Oost-Europa en huisvestte onderduikers in een molen in Nederhorst den Berg.
Op 7 januari 1944 trouwde hij in Oegstgeest met Agnes Beket. Doordat een lid van het verzet bij een controle een lijst met namen bij zich had kwamen de Duitsers hem op het spoor. Arie Bijl werd via Scheveningen overgebracht naar Kamp Amersfoort en vandaar naar het concentratiekamp Neuengamme bij Hamburg waar hij op 14 oktober 1944 aankwam. Door de extreem slechte omstandigheden in het kamp overleed hij op 2 januari 1945, volgens de kampadministratie aan een maag-darmcatarre. Hij werd 36 jaar oud. Zijn zoon Maarten heeft hij nooit gekend, want die werd geboren toen Arie in het Concentratiekamp zat. Zijn laatste woonadres was Emmalaan 32, Oegstgeest.
Reinier van Kampenhout en Jobje van Kampenhout-Barnhoorn

Oegstgeest, 03.02.1907 – Oud Beijerland, 18.02.1945? Katwijk, 15.01.1910 – Scheveningen, 27.04.1945
Het echtpaar van Kampenhout was lid van de Oegstgeester verzetsgroep van Theo Talboo die zich in het begin vooral bezig hielden met het laten onderduiken van Joodse kinderen.
Reinier was in verzetskringen beter bekend als Ome Frits van Dongen en groeide uit tot een belangrijke verzetsleider in de regio Oegstgeest – Leiden – Leiderdorp.
Als lid van de Landelijke Knokploegen heeft hij deelgenomen aan gevaarlijke landelijke sabotageacties. De LKP overvielen distributiekantoren voor bonkaarten en persoonsbewijzen. Ze hebben politieke gevangenen bevrijd, bruggen opgeblazen en kleine Duitse detachementen aangevallen.
Op 9 november 1943 was hij betrokken bij een overval op het distributiekantoor te Oegstgeest.
Jobje raakte steeds meer betrokken bij het illegale werk van haar man. Hierdoor liep zij ook steeds meer gevaar. In hun eigen huis in de Sumatrastraat 22 hebben Reinier en Jobje een aantal Joodse onderduikers veiligheid geboden.
Als op 19 januari 1945 praktisch de gehele Talboo-groep wordt opgepakt door de Feldgendarmerie worden Reinier en Jobje ook gepakt. Hun onderduiker, mevrouw Bagrach wordt ontdekt en niet als onderduiker door de Feldgendarmerie gezien zodat zij een aantal belangrijke papieren kon verbranden.
Jobje wordt vervoerd naar het Oranjehotel waar zij op 27 april 1945 aan een darmziekte komt te overlijden. Zij wordt begraven op de Kerkhoflaan te Den Haag.
Reinier zou op 18 februari 1945 zijn vermoord in Oud-Beijerland. Zijn lichaam is tot op heden nog altijd vermist. Het laatste spoor leidt naar SD Ausstenstelle in Rotterdam. In juli 2024 is een nieuw onderzoek naar Reinier opgestart door de Oorlogsgravenstichting i.s.m. de Bergings- en Identificatiedienst BIDKL.
In de roman “de Tulpen zijn rood” heeft de Joodse verzetsvrouw Leesha Rose (Liesje Bos) een deel van de verzetsdaden van Reinier van Kampenhout en haarzelf beschreven
Liesje Bos is na de arrestatie van Reinier naar Oegstgeest gekomen en heeft zijn verzetswerk in Oegstgeest overgenomen. Door het werk van Reinier en Liesje zijn ongeveer 180 mensen in leven gebleven.
Jacob Keij

Leiden, 24.10.1901 – Amersfoort, 08.03.1945
Hij werd in Leiden geboren en bracht daar ook zijn kinderjaren door. Hier begon eveneens zijn werkzame leven, eerst als bankmedewerker en later als verzekeringsinspecteur bij de Nederlanden van 1845. Een paar jaar voor het uitbreken van de 2e Wereldoorlog verhuisde hij met zijn vrouw en 2 kinderen naar Oegstgeest en betrok daar een woning aan de Rijnzichtweg no. 62. Tijdens de bezetting werd het steeds moeilijker om je werkzaamheden uit te voeren in verband met de razzia’s voor de “arbeitseinsatz”, de gedwongen tewerkstelling in Duitsland.
Het was niet bekend bij anderen dat Jacob Keij zich had aangesloten bij de verzetsgroep van Theo Talboo, waar ook Reinier van Kampenhout toe behoorde. Deze verzetsgroep maakte bonkaarten buit, zorgde voor onderduikadressen en hield zich verder bezig met illegale activiteiten. Op vrijdag ging hij gewoonlijk naar de veemarkt in Leiden, maar op vrijdag 19 januari 1945 deed hij dat niet in verband met de te verwachten razzia’s. Door een telefoontje die ochtend, zegt Jacob Keij tegen zijn vrouw en kinderen: “ik ben zo terug” en loopt het huis uit, naar de Sumatrastraat om Reinier Kampenhout te waarschuwen voor de Duitsers, maar in diens woning werd hij opgewacht door de Feldgendarmerie.
Na zijn arrestatie werd hij gevangen gezet in de gevangenis van Scheveningen. (Oranjehotel). Op 7 maart 1945 werden Jacob Keij en ook Theo Talboo overgebracht naar het Polizei Durchgangslager Amersfoort (PDA) en in de administratiebarak ingeschreven. De gevangenen kregen een nummer en van toen af aan hadden zij geen naam meer. Jacob Keij kreeg als kampnummer: 15176.
Op 8 maart 1945 werd hij met nog 48 mannen op de schietbaan van de PDA gefusilleerd als represaille voor de aanslag op Rauter.
Guus Reitsma Oegstgeest

26.07.1922 – Overveen, 01.07.1943
Toen Nederland in mei 1940 bezet werd door Nazi-Duitsland zat Guus nog op het Stedelijk Gymnasium in Leiden. Na het behalen van zijn diploma ging hij geneeskunde studeren. Hij woonde bij zijn moeder aan de Prins Hendriklaan 4 in Oegstgeest. Zijn oudere broer was met zijn marine-onderdeel na de capitulatie naar Engeland uitgeweken. Guus sloot zich in 1941 aan bij het verzet: hij hielp met de verspreiding van de illegale bladen ‘De Geus’ en ‘Het Parool’.
Ook hij probeerde naar Engeland over te steken, werd in Frankrijk gearresteerd maar wist te ontsnappen en terug naar huis te komen. Via Cees Honig, de verloofde van zijn zus Lijs sloot Guus zich aan bij de verzetsgroep van Gerrit van der Veen in Amsterdam.
Op 27 maart 1943 deed hij mee aan de bekende overval op het Amsterdamse bevolkingsregister naast Artis.
Cees Honig diende de bewakers een verdoving toe, Guus Reitsma stond buiten vermomd als politieman op wacht en overmeesterde met de anderen de aflossing van de bewakers. Ze sjouwden met de zware ladebakken van de persoonsregistratie, storten al de kartonnen kaartjes op een stapel, gooiden er benzine overheen en staken het geheel in brand. (foto: de ravage na de aanslag in Amsterdam)
Guus werd verraden door een verzetsstrijder die met de Duitsers samenwerkte.
Na een proces in Den Haag en na detentie in het Oranjehotel en de Weteringschansgevangenis te Amsterdam werd Guus uiteindelijk op 20 jarige leeftijd gefusilleerd in de duinen van Overveen. Hij ligt begraven op de Eerebegraafplaats Bloemendaal.
Drie dagen voor zijn executie beschrijft hij hoeveel respect hij had voor zijn leraar klassieke talen, dhr. Wiersma. In een tinnen beker krast hij een tekst van Odysseus. In 2024 werd deze tekst onthuld op een muur van het Stedelijk Gymnasium in Leiden:
τέτλαθι δή, κραδίη: καὶ κύντερον ἄλλο ποτ᾽ ἔτλης.
“Houd moed, mijn hart; ook eerder doorstond je andere ellende”
De herinnering aan Guus Reitsma wordt in Oegstgeest levend gehouden op een plaquette bij de Hockeyclub LOHC en op het oorlogsmonument in het Bos van Wijckerslooth waar jaarlijks op 4 mei de Dodenherdenking plaatsvindt.
Theo Talboo

Biervliet, 08.02.1888 – Amersfoort, 08.03.1945
Theo (1888-1945) en Sara Talboo-Lafeber (1894-1956) kwamen in 1940 in Oegstgeest wonen. Talboo was sinds 1937 met pensioen, hij was werkzaam geweest als machinist voor de Marine Stoomvaart Dienst en was nu vertegenwoordiger van de Fa. Molijn te Rotterdam.
Met vrienden en kennissen zetten Theo en zijn Joodse vrouw Sara een kleine organisatie op voor ondergedoken Joden en andere Nederlanders. Ondanks dit gevaarlijke werk kregen zij genoeg bekendheid in Oegstgeest en Leiden. Verschillende medewerkers, waaronder de gebroeders Post, waren betrokken bij illegale activiteiten.
Op 8 juni 1941 richtten Theo Talboo en Sara Talboo-Lafeber hun verzetsgroep op die zij de naam drie-en-tachtig gaven, hun huisnummer aan de toenmalige Emmalaan. Later wordt deze groep de Talboo-groep genoemd omdat Theo er onmiskenbaar zijn stempel op drukt.
Zo werd door de Groep Talboo op 9 november 1943 meegewerkt aan de overval op het distributiekantoor van Oegstgeest. In de loop van 1944 werden er in toenemende mate niet-Joodse onderduikers verzorgd.
Om nog steeds onbekende redenen werd Theo Talboo op 19 januari 1945 door de Feldgendarmerie (de Duitse militaire politie) gearresteerd. Tegelijkertijd werden ook de Oegstgeestenaren Jacob Keij, Reinier en Jobje van Kampenhout-Barnhoorn en nog enkele andere personen opgepakt.
Talboo en Keij werden op 8 maart 1945 gefusilleerd op de Leusderheide (Kamp Amersfoort) als vergelding voor de aanslag op de chef van de Duitse politie H.A. Rauter.
Meer lezen?
Arie Bijl: Arie Bijl – Herdenken en Vieren Oegstgeest
Reinier van Kampenhout: Leesha Rose: The tulips are red (New Jersey Barnes, 1978) De tulpen zijn rood (Servire, Katwijk, 1980) – alleen antiquarisch verkrijgbaar.
Reinier van Kampenhout: Reinier van Kampenhout – Herdenken en Vieren Oegstgeest
Jobje van Kampenhout: Jobje van Kampenhout – Barnhoorn – Herdenken en Vieren Oegstgeest
Jacob Keij: Jacob Keij – Herdenken en Vieren Oegstgeest
Guus Reitsma: Guus Reitsma – Herdenken en Vieren Oegstgeest
Theo Talboo: Theo Talboo – Herdenken en Vieren Oegstgeest



